Biobrandstof kan uit verschillende grondstoffenstromen worden gemaakt. Biobrandstoffen worden bijvoorbeeld geproduceerd uit duurzaam geteelde gewassen, zoals raapzaad. Steeds meer worden biobrandstoffen geproduceerd uit afval en residuen, zoals gebruikt frituurvet, dierlijke vetten en industrieel afval, maar ook het lignocellulosisch materiaal en industrieel afval. De NVDB is voorstander van het benutten van het volle potentieel van duurzame biogrondstoffen en een geleidelijke transitie naar het gebruik van meer afval en residustromen en de productie van andere geavanceerde biobrandstoffen. Het Nederlandse beleid voor biogrondstoffen is vastgelegd in het duurzaamheidskader voor biogrondstoffen, waarover de SER (Sociaal-Economische Raad) heeft geadviseerd in het vervolg op het Klimaatakkoord. Het uitgebreide SER-advies, dat de NVDB onderschrijft, is te vinden op de website van de SER, Advies Duurzaamheidskader biogrondstoffen | SER]
Inzet op meer soorten biogrondstoffen
De biobrandstoffensector investeert in het bruikbaar maken, uitbreiden en optimaal benutten van het aanbod van duurzame biogrondstoffen. Dit is noodzakelijk om te voorzien in de toenemende vraag naar biobrandstoffen en andere toepassingen, bijvoorbeeld vanuit de chemie en materialensector. Daarom is het belangrijk dat overheidsbeleid een brede biogrondstoffenbasis accepteert en innovatie stimuleert. Het beschikbare potentieel moet goed worden benut en grondstoffen moeten zo optimaal mogelijk worden ingezet.
Producenten van biobrandstoffen leveren in de meeste gevallen ook oplossingen voor andere sectoren, zoals de chemie. Vanwege de sterke samenhang tussen verschillende sectoren en het verwerken van grondstoffen voor verschillende toepassingen moet het stimuleren van biogrondstoffen integraal worden aangepakt.
Er zijn wettelijke duurzaamheidseisen gesteld aan het gebruik van biogrondstoffen. Dankzij deze strenge duurzaamheidseisen is ook een duurzaam landgebruik gewaarborgd en wordt bijvoorbeeld ontbossing door productie van biobrandstoffen voorkomen. Ook is vastgelegd hoe de productie van biobrandstoffen samengaat met de productie van voedsel en veevoer. Via de duurzaamheidseisen voor biobrandstoffen kunnen eiwitketens worden verduurzaamd. De biobrandstoffensector kan ook dienen als buffer, als plotseling voedselschaarste ontstaat. De eetbare gedeelten van gewassen voor biobrandstoffen kunnen dan ad hoc beschikbaar komen voor voedsel of veevoer.
Biogrondstof én behoud bodemkwaliteit
Door bepaalde gewassen te telen kan de bodemkwaliteit van landbouwgrond worden verhoogd. Denk hierbij aan tussengewassen of vang- en dekgewassen. Het telen van dit soort gewassen wordt ook via landbouwbeleid gestimuleerd, bijvoorbeeld in het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid. Deze gewassen kunnen een nuttige toepassing hebben als biobrandstof, maar dit proces moet dan wel in gang worden gezet. Zeker gelet op de in Nederland aanwezig kennis over duurzame landbouw is het belangrijk dat de sector hier actief op inzet – in het belang van een duurzame landbouw én een duurzame toepassing van biogrondstoffen.
CO2-reductie in de mobiliteitssector
Transport speelt een belangrijke rol in het terugdringen van de totale Nederlandse CO2-uitstoot. In 2022 kwam ruim 17% van alle uitstoot in Nederland van de mobiliteitssector. In 2021 was de totale CO2-emissiereductie van de vervoerssector 6,3% ten opzichte van 2010, welk jaar als Europese uitgangsnorm wordt gehanteerd. Deze reductie staat gelijk aan 2,4 megaton CO2. In deze 2,4 megaton reductie had de vloeibare dieselvervanger FAME veruit het grootste aandeel, namelijk 45,4%. Dieselvervanger HVO had een aandeel van 14,4%. Bio ethanol, een vloeibare benzinevervanger, had een aandeel van 26%. Elektrisch vervoer droeg voor slechts 2% bij aan de CO2-reductie in 2021.
CO2-reductie kan op verschillende manieren worden berekend. De NVDB is voorstander van het belonen van biobrandstoffen die goed scoren op zogenoemde ‘Well to Wheel’ (WtW) prestaties. Dat betekent dat brandstoffen beoordeeld worden over de gehele levenscyclus, zowel van ‘Well to Tank’ (WtT) als van ‘Tank to Wheel’ (TtW). Bij WtT gaat het om de productie van de brandstof. Bij TtW gaat het om de verbrandingsfase van de brandstof, de emissies die vrijkomen tijdens het rijden (of varen/vliegen). Bij WtW gaat het over de gehele keten.
Bij het verbranden van biobrandstoffen komt wel CO2 vrij, maar dit telt niet als ‘extra uitstoot’ in de atmosfeer. Het gaat dan namelijk om CO2-uitstoot die afkomstig is uit hernieuwbare bronnen. Die CO2 keert bij verbranding van de brandstof terug naar de atmosfeer. Dit creëert een koolstofcyclus in plaats van extra CO2-uitstoot. Daarom wordt volgens internationale rekenregels voor de TtW uitgegaan van zero-emissie. Bij bijvoorbeeld elektrisch rijden komt geen CO2-vrij, maar de elektriciteit die nodig is voor de auto kan op verschillende manieren opgewekt worden. Dit kan hernieuwbare elektriciteit zijn, maar dat hoeft niet. Via een WtW-benadering kan de daadwerkelijke CO2-reductie van een energiebron worden beoordeeld. Het meenemen van de WtW-emissies bij alle typen energiedragers die worden gebruikt in mobiliteit geeft een eerlijker vergelijking, zowel bij biobrandstoffen als bij elektriciteit.
Hoewel de NVDB dus voorstander is van een dergelijke benadering, moet een WtW-analyse wel hand in hand gaan met een adequate berekening en borging van de daadwerkelijke CO2-prestaties van een brandstof. De Europese regels geven een methode voor het berekenen van CO2-reductie van vloeibare biobrandstoffen, de zogenoemde ‘default values'. Marktpartijen hebben echter ook de keuze om de prestaties van hun brandstof zelf te berekenen, de ‘actual values'. Het is van belang dat deze actual values goed worden geverifieerd en controleerbaar zijn.
Duurzaamheidseisen
Een voorwaarde voor de inzet van de biobrandstoffen is dat deze aantoonbaar moeten voldoen aan de strenge duurzaamheidseisen die zijn vastgelegd in de RED. Dit wordt geborgd met door de Europese Commissie erkende duurzaamheidssystemen. Er mag niet worden ontbost voor de productie van biobrandstoffen. Ook mogen grondstoffen niet afkomstig zijn van grond met een grote biodiversiteit of met hoge koolstofvoorraden. De NVDB en haar leden onderschrijven de Europese duurzaamheidscriteria.
Transparantie
De internationale brandstofketen is complex en er zijn zeer veel partijen betrokken. Om de inzet van biobrandstoffen te stimuleren is het van groot belang dat de juiste informatie over een brandstof in alle schakels van de keten wordt doorgegeven. Deze informatie moet betrouwbaar én controleerbaar zijn. Momenteel wordt in Europa de Uniedatabase ingevoerd. Deze database zorgt voor een grotere transparantie en betrouwbaarheid van informatie in de keten. De Europese Commissie en de lidstaten kunnen via dit systeem een biobrandstof volgen vanaf de oorsprong (ook buiten de EU) tot het moment waarop de brandstof op de markt wordt gebracht. De NVDB onderschrijft het belang van transparantie en verwelkomt de invoer van de Uniedatabase.