De Europese Rekenkamer heeft in een rapport aandacht gevraagd voor het belang van stabiel beleid voor de inzet van duurzame biobrandstoffen in mobiliteit en een strategie voor het mobiliseren van duurzame biogrondstoffen. Dit is van belang met het oog op emissiereductie in de mobiliteitssector en een doelmatige besteding van (onderzoeks)gelden voor geavanceerde biobrandstoffen. Ook is er aandacht voor de randvoorwaarden voor een duurzame en kosteneffectieve inzet van biogrondstoffen. De NVDB ondersteunt met name de oproep van de Europese Rekenkamer voor een lange termijnaanpak voorbij 2030 en ontwikkeling van een biogrondstoffenstrategie. Dit draagt bij aan investeringszekerheid en verstandige opschaling van biobrandstoffenproductie, die nodig is als onderdeel van een bredere aanpak voor de verduurzaming van mobiliteit.
Achtergrond
De Europese Rekenkamer heeft over de periode van 2014 tot mei 2023 onderzoek gedaan naar de effectiviteit van het stimuleren van duurzame biobrandstoffen. Hierbij was aandacht voor het beleidskader voor biobrandstoffen, voornamelijk de transportverplichting uit de Richtlijn hernieuwbare energie (RED), maar ook specifiek voor de duurzaamheid en beschikbaarheid van biogrondstoffen en de kosteneffectiviteit. Ook is de relevantie en samenhang van data en transparantie over de realisatie van doelstellingen onderzocht. Er zijn bezoeken gebracht aan diverse EU lidstaten, maar niet aan Nederland.
Stabiel lange termijnbeleid
Het rapport verwijst naar de vele wijzigingen van het biobrandstoffenbeleid, waaronder de verplichting voor hernieuwbare energie in vervoer voortvloeiend uit de RED. Door de jaren zijn er beperkingen geïntroduceerd voor bepaalde duurzame biobrandstoffen, waaronder de limieten op biobrandstoffen uit bepaalde gewassen en biobrandstoffen uit afvalvetten (waaronder gebruikt frituurvet). Ondanks diverse beperkingen in de regelgeving die in de loop der jaren zijn aangebracht concludeert het rapport dat Nederland de specifieke doelstelling uit de RED voor hernieuwbare energie in transport in 2020 heeft behaald, waarbij bovendien overwegend duurzame biobrandstoffen uit afval, residuen en overige geavanceerde biobrandstoffen zijn ingezet. Recent is ook specifiek beleid geïntroduceerd voor de lucht- en zeevaart. Door de koerswijzigingen is er gebrek aan stabiliteit. De Europese Rekenkamer constateert ook dat er onvoldoende aandacht is voor strategische lange termijnplanning van de productie en inzet van duurzame biobrandstoffen in afzonderlijke sectoren: wegvervoer, luchtvaart en scheepvaart. De NVDB herkent de noodzaak hiervan, omdat investeringen door hun omvang vragen om meerjarige zekerheid.
Inzet van biogrondstoffen
De Europese Rekenkamer vraagt ook aandacht voor duurzaamheid en beschikbaarheid van biogrondstoffen. Biogrondstoffen kennen een brede oorsprong kunnen ook voor uiteenlopende toepassingen worden gebruikt, zoals voor voedsel en veevoer en als alternatief voor fossiele grondstoffen in de chemie. Het is van belang dat hierbij geen ongewenste effecten optreden, waaronder extra CO2-uitstoot of niet-duurzaam landgebruik. Daarom is het van belang dat de huidige duurzaamheidseisen streng worden nageleefd en dat monitoring plaatsvindt. De NVDB staat achter de inzet van de Nederlandse regering op dit terrein, waarbij internationaal toezicht noodzakelijk is om een gelijk speelveld te bewaken. De NVDB is groot voorstander van de aanbeveling van de Europese Rekenkamer om een biogrondstoffenstrategie te ontwikkelen die inzet op duurzame opschaling van biogrondstoffen en opschaling van biobrandstoffenproductie en andere toepassingen.
Kosteneffectiviteit
Ten aanzien van de kosteneffectiviteit wordt door de Europese Rekenkamer de kanttekening geplaatst dat de kosten voor vervanging van fossiele brandstoffen door duurzame biobrandstoffen boven de huidige ETS-prijs liggen en dat de inzet plaatsvindt op basis van additioneel ondersteunend beleid. Daarmee wordt voorbij gegaan aan de situatie dat duurzame biobrandstoffen binnen het domein van de mobiliteitssector juist het meest kosteneffectief zijn als alternatief voor fossiele transportbrandstoffen. De inzet is noodzakelijk om emissies in de mobiliteitssector omlaag te brengen en alternatieve duurzame energiedragers brengen hogere kosten met zich mee. Bovendien worden duurzame biobrandstoffen ingezet zonder exploitatiesubsidie en vormen zij een directe oplossing voor verduurzaming van voer- en vaartuigen die nog afhankelijk zijn van verbrandingsmotoren. Duurzame biobrandstoffen zullen ook een aantrekkelijk optie zijn onder het ETS-2 dat in 2027 specifiek voor gebrouwde omgeving en wegvervoer gaat gelden. Naar mate de productie wordt opgeschaald en de beschikbaarheid van biogrondstoffen verder toeneemt, neemt ook de kosteneffectiviteit van duurzame biobrandstoffen verder toe. Dit onderstreept de noodzaak van stabiel overheidsbeleid voor de lange termijn en een strategie voor biogrondstoffen. Het zou te verwelkomen zijn wanneer de meerkosten worden beperkt door te differentiëren in de accijns voor biobrandstoffen ten opzichte van fossiele brandstoffen. Nederland kan hiertoe besluiten bij de implementatie van de Energy Taxation Directive, die momenteel in Europa wordt herzien.